Koetswerken A-Z

DENS (L. & A. DENS FRERES)

Belgisch carrosseriebedrijf dat enkele zeer mooie koetswerken bouwde op MINERVA chassis. In 1928 een 12 pk type AN en in 1930 een cabriolet op M.B. chassis en een M-4 decapotable.

D’IETEREN     1805 – …
1805 1805 Moerasstraat, Blekerijstraat, Brussel;
1832 D’IETEREN FRERES;
1857 Nieuwstraat, Brussel;
1873 Charleroisesteenweg, Brussel;
1906 Maliestraat 50, Brussel
1919 Anciens Ets. D’IETEREN FRERES
1947 S.A. D’IETEREN N.V.

In 1805 verlaat Joseph Jean D’IETEREN Nederland om zich in Brussel te vestigen, waar hij een koetswerkatelier en schrijnwerkerij vestigt. Zijn wagens maken hem al snel bekend in zijn corporatie. In 1830 stelt hij een van zijn Tilbury’s met speciale dissels voor in BRUSSEL.

Na zijn overlijden in 1832, richtten zijn zoons Adolphe en Alexandre de firma D’Ieteren Frères op.
In 1857 vestigt Alexandre D’IETEREN zich in de Nieuwstraat, aan zijn vermaarde smederij voegt hij een schilder- en bekledingsatelier toe. In 1873 verhuizen de ateliers naar de Charleriosesteenweg waar de twee zonen van Alexandre, Alfred en Emile, het bedrijf vervoegen. In het laatste decennium van de 19de eeuw wordt de grote overstap naar de bouw van koetswerken voor automobielen gemaakt, zonder de bouw van paardenkoetsen echter te stoppen.

In 1906 verhuist de onderneming naar Elsene, naar de Maliestraat 50. De zonen van Alfred, Lucien en Albert, nemen de leiding van de familieonderneming, die zich intussen ook Hofleverancier mag noemen, over. Vlak na de oorlog, in 1919, wordt de onderneming omgevormd tot N.V. onder de benaming “Anciens établissements D’IETEREN FRERES”. In de loop der jaren breiden de ateliers in de Maliestraat zich uit in het vierkant gevormd door de Malie-, Amerikaanse-, Tembosch- en Prévotstraat.

Vanaf 1926 worden de carrosseries van D’IETEREN ondermeer gemonteerd op chassis van Minerva, Isotta-Fraschini, Duesenberg. Het grootste deel van de productie is bestemd voor nieuwe buitenlandse markten zoals Argentienië, Egypte, Nederland, Spanje, Portugal, maar ook de V.S. Rekening houdend met de evolutie naar de productie van auto’s in grote reeksen, verzekert Lucien D’IETEREN zich van de distributie van grote Amerikaanse merken zoals PierceArrow, Auburn en, tengevolge van de crisis van de jaren ’30, gaat hij ook de auto’s en vrachtwagens van Studebaker (een Amerikaans merk, opgericht in 1852) importeren om ze vervolgens ook te gaan assembleren in de ateliers aan de Maliestraat, en dit vanaf 1935. Na de oorlog 1940-1945, een periode die de ontwikkeling van de onderneming onderbreekt, neemt Pierre D’IETEREN, zoon van Lucien, de leiding van de zaak over. Hij verwerft de exclusieve invoerrechten voor België van Studebaker, richt bijhuizen op in Luik en Charleroi, is van 1953 tot 1971 met “Difco” aanwezig op de Afrikaanse markt en verwerft de invoerrechten voor België van Volkswagen (1948); Porsche (1950) en Packard (1955).

Er komt een assemblagefabriek in Vorst en het verkoops- en servicenetwerk blijft groeien (200 punten in 1967, 300 in 1980). Op 20 jaar tijd, van 1950 tot 1970, zal de assemblagefabriek 835.236 voertuigen produceren (18.759 Studebaker personenwagens, 2.916 Studebaker vrachtwagens, 60 Packard, 16.560 Volkswagen bestelwagens, 636 Karmann-Ghia, 724 Posche roadsters en 795.581 VW Kevers, de miljoenste Kever werd in 1974 geproduceerd, dat werd uiteraard ook officieel gevierd).

Het is ook in 1974, intussen is Roland D’IETEREN aangetreden, dat de onderneming weer van naam verandert in de S.A. D’IETEREN N.V. en de exclusieve invoerrechten verwerft voor Audi-N.S.U. waardoor het distributienetwerk weer kan worden uitgebreid en de groep de eerste plaats gaat bekleden op de Belgische automobielmarkt vanaf 1979, met een spectaculaire groei in de verkopen, onder andere door het groeiende succes van de VW Golf vanaf 1974 en door het groeiend aanbod van Audi-modellen.
Met het Nationale Distributiecentrum van 40 ha dat in 1970 werd gebouwd in Erps-Kwerps, met aansluiting op de belangrijkste wegen- en spoorwegnetten en een goede verbinding naar de ruim 300 agenten en concessiehouders, blijft D’IETEREN een opmerkelijk voorbeeld van aanpassing aan de markt en de technologie sinds zijn oprichting, nu ruim 2 eeuwen geleden. De origine, de koets, is nog terug te vinden in het logo van de onderneming, dat werd gemoderniseerd in 1974, maar heeft zijn oorsprong niet verloochend.

GYSELINCK Fernand     1930
Anderlecht

Deze jonge carrossier was gespecialiseerd in “transformeerbare autodaken”, linnen kappen die licht waren en in een minimum van tijd door een persoon konden worden geopend en gesloten.

HOFKENS     1926-1927
Antwerpen

Dit carrosseriebedrijf bouwde enkele zeer fraaie koetswerken op MINERVA-chassis, waaronder een type AG 16 pk uit 1926 en een type AF 30 pk uit 1927.

JONCKHEERE BUS & COACH n.v.     (1881-2011)
Schoolstraat 50 – ROESELAERE

Henri Jonckheere startte in 1881 met een klein familiebedrijf in Beveren-Roeselare, gespecialsieerd in de bouw van koetsen. Reeds in 1902 stelt hij zijn eerste carrosserie voor een “luxeauto” voor. Het wordt het begin van een lange samenwerking met constructeurs zoals MINERVA, ROLLS-ROYCE, F.N., METALLURGIQUE, BOVY en PIPE, waarvoor hij meerdere carrosserieën in een zeer persoonlijke stijl zou maken.

De Eerste Wereldoorlog stopt de activiteiten van het bedrijf abrupt, de installaties worden totaal verwoest.
Met de wederopbouw vlak na de oorlog, zal de zoon van Henri JONCKHEERE, Joseph JONCKHEERE het bedrijf een internationale ontwikkeling geven omdat hij begreep dat diversificatie de beste garantie was voor de toekomst. Zo wordt vanaf 1922 door de firma uit Roeselare ingespeeld op de stijgende vraag naar openbaar vervoer, en wordt gestart met de bouw van autobuscarrosserieën, dit wordt al snel de hoofdactiviteit, maar de samenwerking met de automobielsector wordt daarmee niet stopgezet. Zo wordt in 1927 een MINERVA Six van een heel mooi koetswerk voorzien.

Vooruitlopend op de opening van de Belgische markt voor de Amerikaanse constructeurs, door het wegvallen van de douanegrenzen, een politiek die de doodsteek zou betekenen voor de nationale automobielproductie zowel ambachtelijk als industrieel, weet JONCKHEERE aan de teloorgang van de sector te ontsnappen door zich te gaan toeleggen op de belangrijke markt voor het openbaar vervoer. Een sector die het bedrijf domineert in België, en die wordt uitgebreid naar Nederland in de periode voor de Tweede Wereldoorlog. Het was ook JONCKHEERE die in 1934 op een heel moderne manier een bus zou bouwen voor de Brusselse Trammaatschappij, op het chassis van een MINERVA met frontcabine.

Na de tweede Wereldoorlog zou het wegtransport en het toerisme zich razendsnel gaan ontwikkelen. Onder de leiding van Henri JONCKHEERE in 1964 zet het bedrijf zijn ontwikkeling en diversificatie verder in de autobussector, maar ook ziekenwagens en publicitaire voertuigen worden gebouwd. Daarnaast worden er ook elektronische componenten voor de industrie gemaakt, en worden er bouwmachines geassembleerd. De Groep JONCKHEERE bestond dus nu uit verschillende industriële afdelingen.

Op het Salon van Brussel in 1955 stelt het bedrijf een aantal autobussen en autocars voor, waaronder een luxebus met 28 plaatsen op CHEVROLET chassis, een zeer aantrekkelijk voertuig met openschuivend dak in plexiglas, een ruime bagageruimte en een verhoogde achterkant voor een beter uitzicht.

Vandaag met zijn 1500 werknemers en technici, een hoog zakencijfer voor de afdeling “Bus & Car” en een productie van een vijftiental bussen en autocars per week van allerlei types (stadsbussen, luxueuse autocars of autobussen speciaal ontworpen voor voor geïndustrialiseerde landen of ontwikkelingslanden), blijft JONCKHEERE, die niet minder dan 85% van zijn productie naar het buitenland exporteert waar het ook verschillende filialen heeft, een concurrerend Belgisch bedrijf. Het kwaliteitslabel van JONCKHEERE, zowel wat de producten als de dienstverlening dicht bij de klanten betreft, is een voorbeeld evenals de verstandige keuzes die gemaakt werden.

Los van de filialen in Peru, in de Caraïben, in de Bermuden, in Ethiopië, in Jemen, Oman, Nieuw Caledonië of IJsland, levert de Belgische firma zijn producten ook aan Israël, aan Ghana, aan Groot-Brittanië en aan Algerië, waarbij de producten aangepast worden aan het cliënteel zoals smalle bussen voor de Bermuda-eilanden, politiebussen in Algerije en in eigen land de autobussen voor De Lijn, de Brusselse MIVB of de Waalse TEC.
De meer dan honderd jaar oude firma JONCKHEERE verdient haar plaats tussen de gerenomeerde Belgische constructeurs.

In 1994 werd het bedrijf opgekocht door de Berkhof Groep die op haar beurt in 1998 opgekocht werd door de VDL Groep. In 2003 voerde de VDL Groep naamsveranderingen door en het busbouwbedrijf werd ingelijfd bij de VDL Bus Groep en werd aangeduid als ‘VDL Jonckheere’. Op 25 september 2010 veranderde de naam ‘VDL Bus Groep’ in de naam ‘VDL Bus & Coach’. De naam Jonckheere is in 2011 geheel komen te vervallen.

JOOS     1913
Leuven

Belgisch carrossier die in 1913 een zeer mooie limousine op MINERVA chassis realiseerde.

OBLIN Martial     1950-1955
Brussel

Men dankt aan de Belgische carrosseriebouwer Martial OBLIN de aankleding van verschillende voertuigen, waarvan sommige op chassis van MINERVA. Op het Salon van Brussel in 1955 presenteerde hij een TALBOT Grand Sport en een schitterende competitie-roadster gemonteerd op een FERRARI chassis.

Deze laatste, met een aluminium carrosserie in mat zwart met rode streepjes welke nauwelijks 80 kg woog met de zetels inbegrepen, was het voorwerp van lovende waardering van PININ FARINA zelf, zowel zijn lijnen als zijn elegantie waren bewonderenswaardig.

Onderlijnen we onder andere nog zijn originele verwezenlijking van een tweedeurscoupé JAGUAR XK120 waarvan het algemeen voorkomen geïnspireerd was op de mooie FERRARI 166 TOURING.

SNUTSEL     1913 – 1931
Waterloolaan 41, Brussel

Belgische carrossier die zeer mooie koetswerken gerealiseerd heeft op onderstellen van F.N. en MINERVA (TORPEDO MINERVA 1913 – F.N. type 3800 van 1921 – MINERVA M-6 van 1931 als vierdeurscabriolet).

VAN DEN PLAS (V.D.P.)     1898 – 1935
N.V. Carrosserie VAN DEN PLAS
Sint Michielsstraat 32, Brussel

De geschiedenis van VAN DEN PLAS, een Belgische carosserieontwerper met internationale faam, begon in 1880 wanneer Guillaume VAN DEN PLAS, een hoefsmid uit Brussel, de fabricage van assen voor voertuigen van een oom erft. In 1884 verhuisde hij zijn werkplaatsen naar Antwerpen. Zijn drie zonen Antoine, Henri en Willy sloten zich bij hun vader aan en samen werkten ze mee aan de ontwikkeling van de onderneming.

Henri VAN DEN PLAS nam in 1898 de leiding van het carrosseriebedrijf terwijl zijn twee broers filialen openden in Brussel. In 1913 produceerde het huis VAN DEN PLAS twee carrosserieën per dag, het grootste deel van de productie was bestemd voor chassis van MINERVA, METALLURGIQUE en IMPERIA.

Deze carrosserieën werden gekenmerkt door hun kwaliteit en luxueuse afwerking maar originaliteit ontbrak. Originaliteit werd toegevoegd door de stylist Alexis de SAKHNOFFSKI, die vanaf 1924 geraadpleegd werd door Antoine VAN DEN PLAS, broer van de oprichter. Vanaf 1924 tot 1935 werden buitengewoon mooie modellen op chassis van ROLLS-ROYCE, HISPANO-SUIZA, EXCELSIOR, MERCEDES-BENZ, PACKARD geleverd en niet te vergeten een verbazingwekkende “coupé de ville” MINERVA die gekenmerkt werd door de sportieve lijn van de spatborden, het vervangen van de treeplanken door twee kleine opstapjes langs elke kant, een merkwaardige tomaatrode kleur en het vergulden van alle uitwendige metalen delen. Met het verdwijnen van MINERVA eind 1934 – onderneming waarin VAN DEN PLAS geïnvesteerd had – stopte de Belgische carrosseriebouwer in 1935 na de bouw van een laatste Torpédo Roadster op een chassis van DUESENBERG.
1ste prijs Concours d’Elégance in Bournemouth
1ste ereprijs Concours d’Elégance in Touquet

De reputatie van VAN DEN PLAS was wijdverbreid in het buitenland omdat de Belgische carrosseriebouwer filialen geopend had in de omliggende landen. Vooreerst in Engeland vanaf 1912 waar het filiaal in 1923 een volwaardige onderneming werd met als bedrijfsnaam “VANDEN PLAS ENGLAND Ltd” (de samenvoeging van de voorzetsels in VANDEN voelde meer Engels aan) alvorens in 1945 overgenomen te worden door AUSTIN. Vervolgens in Frankrijk in 1920 onder leiding van Willy VAN DEN PLAS, de jongste zoon die van 1910 tot 1919 voorzitter was van de Belgische werkgeversorganisatie voor carrosserie en aanverwante industrieën. Onder de merknaam “Willy VAN DEN PLAS et SALOMON & Cie” bootste dit filiaal eerst Belgische realisaties na om vanaf 1926 een eigen karakter aan zijn creaties te geven, wat hem erkenning bracht van zijn publiek dat hem in 1930 de “Grand Prix du Concours d’élégance de Paris” en in 1931 de “Coupe de la Carrosserie” en de “Grand Prix d’Honneur” toekende voor zijn exclusieve modellen op 8 cilinder DELAGE chassis. Op het Salon van Parijs presenteerde het filiaal in 1934 nog een FORD cabriolet gerealiseerd door Louis DUBOS, maar het Franse avontuur eindigde toen het moederbedrijf de Belgische productie stil legde.

Maar de verengelste naam ” VANDEN PLAS” zou nog vele jaren overleven in Engeland met de AUSTIN PRINCESS R en vervolgens als onafhankelijk merk binnen de groep AUSTIN-MORRIS en B.M.C tot aan de definitieve sluiting van de fabriek in ABINGDON in september 1980. De Belgische onderneming ging in liquidatie in 1949 na verschillende financiële wisselvalligheden. VAN DEN PLAS was één der grote Belgische carrosseriebouwers in het begin van de XXste eeuw.

VESTERS & NEIRINCK      1926 – 1956
Schaarbeekse Haardstraat 105, Brussel

Deze Belgische carrosseriebouwer, waarvan de reputatie volgens de toenmalige publiciteit gebaseerd was op “de elegante lijnen en de vlekkeloze afwerking van de wagens”, heeft ons zeer mooie realisaties op chassis van MINERVA, DELAGE en BENTLEY nagelaten. Zo blijft de in 1937 voorgestelde tweedeurs cabrio met vier zitplaatsen op BENTLEY chassis een kwaliteitsvolle en evenwichtige wagen temidden van zijn tijdgenoten.

Na de tweede wereldoorlog was VESTERS en NEIRINCK één van de zeldzame Belgische carrosseriebouwers die nog actief was. Maar het betrof eerder een commerciële conversie wanneer hij op het Salon van Brussel in 1955 zijn vakmanschap etaleerde bij het bouwen van aangepaste schuifdaken in plexiglas en plaatstaal voor ALFA ROMEO en FIAT.

WALCH     1921 – 1925
Luik

Belgische carrossier aan wie wij de mooie, in 1921 geproduceerde vierdeurs torpedocarrosserie met twee rijen windschermen op FN chassis type 3800 te danken hebben en die tot 1925 verder zou evolueren onder de benamingen 3800 T en 3800 F.

WALCH was bekend voor zijn volledig gesloten auto’s die zonder gereedschap in twee minuten konden omgevormd worden tot een torpedo, een systeem waarop hij een patent had aangevraagd.