Belgische constructeurs – F

F.A.B. – Fabrique d’Automobile Belge     1912-1914
Destouvellesstraat, SCHAARBEEK (Brussel)

F.A.B. startte in 1912 in de voormalige gebouwen van VIVINUS in Schaarbeek met een automobielproductie. De firma stelde twee modellen voor: het 12/16 pk type C (75 x 120) met tweelitermotor, en de 20/28 pk type B (90 x 140) met een cilinderinhoud van 3.112 cc.
De motoren waren viercilinders met een cilinderblok uit een stuk, zijkleppen, ontsteking met Bosch magneto, Zenith carburator, een vierversnellingsbak en remmen op de achterwielen en op de transmissie.
F.A.B. was een van de eersten om zijn chassis te leveren met demonteerbare wielen.

De oorlog maakte een vroegtijdig einde aan de geschiedenis van dit veelbelovende merk. Vanaf 1912 gaat F.A.B. zich interesseren voor de competitie. Zij nemen in eigen land deel aan de “Coupe de Liedekerke”, die wordt gewonnen door Coosemans met een gemiddelde van 80 km/u. Maar ook in het buitenland treed het merk in het strijdperk (Tours, Laval in Frankrijk, en Stockholm). In 1913 en 1914 neemt het merk deel aan de Meeting van Oostende, aan de Rally van Oostende en aan de Meeting van Namen, waar piloot De Man tot 90 km/u snel is.

F.D.     1922-1925
Bruggsesteenweg 1-5, ROESELARE

Florent De Puydt was een mecanicien en constructeur van fietsen onder de merknamen WONDER en HIRONDELLES. In 1922 startte hij ook met de constructie van automobielen, aangedreven door Franse motoren van RUBY en C.I.M.E.

Op het Salon van Brussel van december 1923, werden drie modellen voorgesteld:
– een 7 pk viercilinder met klepstoters (62 x 91) en remmen op de achterwielen;
– een 9 pk viercilinder met bovenliggende nokkenas (68 x 103) van C.I.M.E.;
– een 11 pk tweeliter met klepstoters (74 x 116) van het merk ALTOS. De 9 pk en 11 pk hadden remmen op de vier wielen.

Florent De Puydt bouwde ook auto’s in Frankrijk (in Colombes bij Parijs). Hij nam in 1924 deel aan enkele sportieve wedstrijden, waaronder de “Tour de France”, waar DESPREZ het parcours van 3.750 km aflegde zonder strafpunten, hetgeen hem een gouden medaille opleverde. De laatste F.D.’s werden in 1925 gebouwd.

FEYENS François     1936-1939
Waterlelielaan 18, OUDERGEM (Brussel)

Ingenieur François FEYENS was een van de grote specialisten in België als het ging om de voeding van motoren op dieselolie, lichte stookolie en gelijkaardige producten. Hij beschikte over een bijzonder goed uitgerust atelier. In het begin van de jaren dertig was François FEYENS agent voor de Franse motoren PEUGEOT-CLM. die gebouwd werden volgens de licentie van het Duitse JUNKERS-DIESEL.

Tussen 1936 en 1939 bouwde hij enkele kleine voertuigen met monocilinder diesel van 565 cc en met een vermogen van 15 pk (een vermogen dat werd bereikt tussen 3.000 en 3.200 t/min, een behoorlijk hoog toerental voor een dergelijke motor in die tijd), zij waren ongeveer 60 km/u snel en verbruikten 4 liter gasolie per 100 km, ze waren vooral bestemd voor industrieel gebruik, en niet zozeer voor toerisme.

Deze merkwaardige kleine auto’s had een chassis bestaande uit twee langsliggers in staal, met een ovale doorsnede, een centrale kruisconstructie en buisvormige dwarsliggers. Het chassis woog, inclusief de bevestigingspunten voor de vering en de carrosserie, slechts 45 kg. Rijklaar wogen deze voertuigen slechts ongeveer 300 kg, en zij konden tot 600 kg laden.
Met een wielbasis van 2,45 en een spoorbreedte van 1,50 m liet deze constructie een beschikbare ruimte voor een overhangende carrosserie van 1 m 60.
De tweede wereldoorlog maakte een vroegtijdig einde aan de verdere ontwikkeling van deze originele voertuigen.

FEYENS T.     1898
Kortenberglaan 32, – BRUSSEL

Deze constructeur zou in 1898 enkele lichte auto’s hebben gebouwd.

F.F.     1924
Schaarbeeklaan 150 – VILVOORDE

Er stonden enkele F.F. automobielen tentoongesteld op het Salon van Brussel in december 1924.

F.I.F.     1909-1914
Sint Pieterssteenweg 211-213, ETTERBEEK (Bruxelles)

Het merk F.I.F. werd opgericht door een industrieel van Luxemburgse afkomst, Félix Heck. Het type 10/12 van 1909 was een stevige kleine toerismewagen met een viercilinder (65 x 120). In 1911 werden de types 12/14 (75 x 120) en 15/18 (75 x 150) gebouwd, ze waren relatief goedkoop en kostten respectievelijk 5.000 en 5.500 fr.

In 1912 worden drie modellen geproduceerd:
 – de kleine 8-12 pk met viercilindermotor (65 x 110), ongetwijfeld van het merk FONDU,
 – de lichte auto 12-14 of 15 pk met motor 75 x 120,
 – een 18 pk van 85 x 130.
Alle modellen hadden een enkel cilinderblok en een ontsteking met BOSCH magneto. In 1913 werd een nieuwe modellenreeks voorgesteld: de 7/12 (60 x 100) en de 8/16 (70 x 120), allebei met drieversnellingsbak en een smalle geprofileerde radiator. De productie zou niet worden hernomen na de wapenstilstand.

Er waren enkele F.I.F. ’s die deelnamen aan wedstrijden, maar zonde veel succes: in 1909 was dat de “Grand Prix des Voiturettes” en het “Circuit de Boulogne”, in 1911 aan de “Coupe des voitures légères” en aan de “Meeting van Oostende” waar een 4 cilinder van 2.950 cc (85 x 130) met klepstoters van zich liet spreken. In 1913 werd deelgenomen aan de “Grand Prix des Cyclecars” in Frankrijk, met een speciaal 7/12 model.
In het begin van de twintiger jaren vestigde Félix Heck zich in de Wijnheuvelstraat 129, Schaarbeek waar hij Ford T’s voorzag van speciale carrosserieën, onder de naam “LUX-SPORT”.

Wikipedia

FLAID     1920
Atelier DEPIREUX in LUIK

De FLAID die in 1920 werd voorgesteld was een lichte auto die werd gebouwd door de Ateliers Depireux in Luik. Het was een klassieke auto, aangedreven door een viercilinder van 1.095 cc (59 x 100) en met een vermogen van 10/12 pk, in de eerste plaats bestemd voor de Britse markt.

Wikipedia

FLANDRIA     1955
Werkhuizen Claeys in ZEDELGEMflandria-auto-prototype.jpgFlandria prototype

De Werkhuizen Claeys bouwden in 1955 een prototype van een kleine auto, aangedreven door een motorfietsmotor die achteraan was gemonteerd.

F.N. – Fabrique Nationale d’Armes de Guerre

Automobielen 1899-1935
Motorfietsen tot 1962
Vrachtwagens tot 1970

1. Van de oprichting van de firma tot de Eerste Wereldoorlog – de beginjaren van de onderneming.

Op 3 juli 1889 werd in Luik de “Fabrique Nationale d’Armes de Guerre” opgericht. Vanaf 1896 is ze gelieerd met de krachtige Duitse groep Ludwig Loewe & Cie, gespecialiseerd in handwapens en hun munitie. F.N. streefde al snel naar een diversificatie van de productie naar minder afhankelijke domeinen. Het eerste gevolg hiervan was de bouw van fietsen, waarvan de eerste exemplaren in april 1896 het atelier verlieten (F.N. zou fietsen produceren tot in 1926).FN uit 1900Eerste F.N. model uit 1900 met rechte stuurkolom

In mei 1898 stelde F.N. een model van fiets zonder aandrijfketting voor. Vanaf 1897 denkt men bij F.N. na over de automobielproductie. Ze kopen een Franse vierwieler die door de ingenieurs van het huis wordt bestudeerd. Omdat ze de fabricagelicentie niet krijgen besluiten ze dan maar zelf een prototype voor een kleine auto te ontwikkelen. Samen met J. de Cosmo, een Italiaanse mecanicien die door F.N. werd aangeworven in januari 1899 en die al een ruime ervaring opdeed in verschillende Europese fabrieken, bouwt F.N. een eerste prototype. In 1900 wordt besloten op basis hiervan een eerste reeks van 100 auto’s te bouwen. Deze kleine auto’s werden aangedreven door een tweecilindermotor (75 x 90) van 800 cc met overdwars geplaatste zijkleppen, ontsteking door middel van een bobijn en stroomonderbreker, spatsmering, waterkoeling met pomp, schakelen van de twee versnellingen vooruit en een achteruit met riemen en een aandrijving met riem en ketting. Dit model was leverbaar met verschillende carrosserieën, en kende een groot succes, het won drie eerste prijzen op de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1900. Het model werd ook nog in 1901 en 1902 gebouwd, in totaal werden er 280 ex. van gemaakt. J. de Cosmo verliet F.N. in 1903 om zijn eigen bedrijf op te starten.FN_1901_schuin.jpgF.N. model uit 1901 met schuine stuurkolom

F.N. overwoog in die periode ook om elektrische voertuigen te gaan bouwen: er is sprake van de aanwezigheid van een elektrische F.N. op een defilé in Spa in juli 1899 (waarschijnlijk ging het om een Amerikaanse Columbia), maar ook van de bouw in 1901 van een grote petro-elektrische auto met 100 pk, in samenwerking met Camille Jenatzy voor rekening van Baron Pierre de Caters. In 1902 wordt een auto van 14 pk, of meer bepaald, een chassis met cardanaandrijving voorgesteld op het Salon van Parijs.

In deze periode start F.N. ook met de productie van motorfietsen met ééncilindermotoren vanaf 1901, viercilinders vanaf 1905. Het succes is zo groot dat het Luikse merk zijn automobielproductie terugschroeft en ze pas weer vanaf 1906 zal heropstarten. Dan start F.N. ook met een eigen gieterij, waardoor het bedrijf voor de meeste van zijn producties volledig onafhankelijk wordt. Intussen sloot F.N. ook een overeenkomst met DE DION-BOUTON voor de verkoop van deze auto’s in België. In 1905 is er een overeenkomst met de Luikse industrieel Albert Rolland van de onderneming LA LOCOMOTRICE, die licentiehouder was van ROCHET-SCHNEIDER, auto’s die in onderaanneming werden gebouwd bij NAGANT. Albert Rolland liet zijn licentierecht over aan F.N., in ruil wordt hij de agent voor de regio Luik.FN2000_klein.jpgFN2000 uit 1907, logo bestaat uit de letters F.N.
vooraan op de radiator

Zo gebeurde het dat F.N. vanaf 1906 opnieuw auto’s ging bouwen, met name een Belgische ROCHET-SCHNEIDER (RSB) of F.N. “6900”, met een radiatorrooster dat zo typisch was voor het merk uit Lyon, een viercilindermotor van 30/40 pk met gepaarde cilinders, magneto ontsteking en kettingaandrijving. De tot 1913 gebouwde en constant verbeterde 6900, in totaal werden er 125 stuks van gebouwd, had enkele beroemde klanten zoals de Sjah van Perzië, de kroonprins van Duitsland of de Koning van Servië.

Maar er komen ook modellen voor minder rijke klanten in die periode zoals:
– in 1906 een viercilinder type “2000” gebouwd van 1906 tot 1909, opgevolgd door de “2000A” gebouwd tussen 1908
  en 1909 en de “2100” gebouwd tussen 1909 en 1910 en voorzien van een caburator met gasschuif en naald;
– in 1908 komt het type “1400”, een 8/10 pk die innoveert met een gewijzigde boring die een langere slag toelaat,
  gevolgd door de “1500” en de “1560”
– in 1911 wordt de F.N. “1600” voorgesteld met een nieuwe ophanging met veerhangers;
– tussen 1911 en 1913 volgen de modellen van “type 2400”, met een viercilinder monobloc, een koppeling met stalen
  koppelingsplaten en een cardanaandrijving.
– vanaf 1912 tot 1922 worden de modellen van “type 2700” gebouwd.
– vanaf 1913 tot 1920 worden de modellen van “type 1950” gebouwd.
– en eind 1913 wordt op het Salon van Parijs het “type 1250” voorgesteld, hiervan worden daar 300 exemplaren
  verkocht. Deze auto heeft een viercilinder (60 x 110) en een koppeling met lederen conus, het is één van de eerste kleine auto’s met een skiff carrosserie. In tegenstelling
  tot wat dan de gewoonte was, werd deze auto verkocht met een open houten carrosserie, die werd gebouwd in Lyon.FN2700A.jpgFN2700A model uit 1914

F.N. had in 1912 een nieuwe hall van 8.500 m² gebouwd om daar zijn automobielproductie in onder te brengen, en gold als een van de modernste automobielconstructeurs van Europa en ongetwijfeld de meest welvarende autoconstructeur van België, met een totaal van 3.600 geleverde auto’s voor 1914. Een groot deel hiervan werd geëxporteerd naar Engeland, Frankrijk, Duitsland en Nederland. De Duitse invasie deed deze expansie abrupt afbreken, de fabrieken en het materieel werden aangeslagen en de bezettingsmacht vestigde er een groot herstellingsatelier voor de vrachtwagens van het Duitse leger. De directie van F.N. en een deel van de arbeiders vluchtten naar Saint Etienne in Frankrijk, waar een nieuwe wapenfabriek werd opgestart ter ondersteuning van de geallieerde troepen. Tijdens de oorlog van 1914-1918 werd geen enkele auto gebouwd. Bij de wapenstilstand wordt de fabriek onder sekwester geplaatst.

Eens los van de Duitse Loewe-groep door het instappen in 1919 van de Union Financière et Industrielle Liégoise, die afhing van de Generale Bankmaatschappij, worden de activiteiten weer opgestart, maar een groot deel van de machines werden ontmanteld door de Duitsers voor hun vertrek, en dat maakte die opstart des te moeilijker.

2. Tussen de twee oorlogen: expansie en sluiting van de automobielafdeling.

Genietend van de wetgeving op vergoeding van oorlogsschade en van de aanzienlijke voorschotten die door de S.N.C.I. werden betaald kon F.N. zijn machinepark moderniseren, in het bijzonder het deel dat betrekking had op de afdeling motorvoertuigen waarop in het bijzonder werd gerekend om de militaire productie te vervangen. Deze leek door de internationale conjunctuur veroordeeld te zijn tot een onherstelbare terugval.

Het bedrijf werd geleid door grote namen uit de Belgische financiële wereld zoals J. Jadot, die in 1932 werd opgevolgd door Alexandre Galopin, die in 1944 echter werd vermoord door de collaboratie. Beiden waren ze ook gouverneur van de Generale Maatschappij van België. De algemene directie werd vanaf 1923 waargenomen door Gustave Jossart. De auto’s van F.N., die vanaf 1920 opnieuw werden geproduceerd, en de motorfietsen waarvan de productie al eerder werd heropgestart kenden een groot commerciëel succes, in tegenstelling tot de fietsen waarvan de productie werd gestaakt in 1926.

Naast het chassis en de motor, bouwde de firma nu ook zelf de carrosserieën, dat gebeurde in een atelier aan de Rue du Vieux Mayeur in Luik. Gezien het grote succes van de afdeling motorvoertuigen, liet het bedrijf op een terrein “Pré-Madame”, gelegen ten noordoosten van de oorspronkelijke installaties, een nieuwe fabriek bouwen waar de auto activiteiten, samen met de bouw van de carrosserieën, werden ondergebracht. De werken werden aangevangen in 1928, de gebouwen werden opgeleverd in de zomer van 1929.

Tegelijkertijd kocht F.N. van de oude ETS. NAGANT de grote vestiging die dit bedrijf bezat aan de Quai de Coronmeuse, hier werd een herstel- en reparatieatelier in ondergebracht. Het streven om de civiele productie van het bedrijf zoveel mogelijk op te drijven, en hiervoor zoveel mogelijk afzetmarkten te verzekeren, niettegenstaande de beperkingen die op de internationale handel wogen, maakten dat F.N. een ambitieuze politiek van participaties en expansie volgde.
Zo ontwikkelde zij in Parijs de Manufacture d’Armes de Paris (MAP), opgericht tijdens de oorlog 1914-1918, om hier F.N. motorfietsen te monteren. In Zweden werd de F.N. Aktie Bolaget opgericht om op deze markt motorvoertuigen af te zetten, en in 1929 werd in Aken een montagefabriek voor de Duitse markt opgezet.

Zonder twijfel ging F.N. zich te stoutmoedig meer en meer toeleggen op activiteiten die vreemd waren aan de oorspronkelijke activiteiten met als gevolg dat zij met volle kracht getroffen werd door de crisis van 1929 waar zij, met schulden overladen, in een uiterst kwetsbare situatie terecht kwam. De crisis zou tot 1935 zou blijven duren. Een aantal afdelingen, waaronder de automobielproductie, kwamen deze crisis niet meer te boven. Door de afsluiting van de grenzen was F.N. nagenoeg volledig aangewezen op de binnenlandse markt. In 1935 verloor het bedrijf zelfs de douaneprotectie die hen tot dan toe nog toeliet om min of meer succesvol te concurreren met de buitenlandse import van auto’s. Op 17 september 1935 beslist de Raad van Bestuur om te stoppen met de bouw van auto’s en om zich te gaan toeleggen op de bouw van speciale voertuigen.

Deze beslissing was noodzakelijk, maar daarom niet minder pijnlijk. F.N. bleef aanwezig op de markt voor bedrijfsvoertuigen (vrachtwagens, autobussen, autocars en trolleybussen) maar ook militaire trekkers met rubber beklede rupsen (licentie CITROËN-KEGRESSE) en militaire voertuigen. De productie van de bekende motorfietsen werd voortgezet. In 1937 en 1940 werd een akkoord van onderaanneming gesloten met PEUGEOT met het oog op de montage van de 202, 302 en van de 402, die werd bekleed en gespoten. Heel opvallend gaat de fabriek van F.N. in Herstal, die werk verschafte aan 9.138 mensen in 1929 en slechts 2.580 werknemers telde in 1935 terwijl de schuldenberg de onderneming aan de rand van het bankroet bracht, zich snel herstellen met de opkomst van Hitler en zijn politiek van herbewapening, waardoor het bedrijf het tegen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog weer helemaal voor de wind ging.

Welke waren de belangrijkste automodellen van F.N. tussen 1920 en 1935?

– 1920: Drie modellen die van voor de eerste wereldoorlog dateerden, maar met een gewijzigde radiatorgrille, een breder spoor en zachtere vering: de 1250A, 2150 en 2700 AT (te zien op de wereldtentoonstelling van Antwerpen van mei 1920) en de eerste echte nieuwe naoorlogse F.N., de 3800 met 25 pk die op het salon van London werd voorgesteld in oktober 1920 en leverbaar was vanaf de lente van 1921, met evoluties naar de 3800T en 3800F, geproduceerd tot in 1925. Het model 3800 zou van een carrosserie worden voorzien door de grote koetswerkbouwers van die tijd: D’IETEREN, DENS, VESTERS & NEIRINCK, VAN DEN PLAS, WALCH, SNUTSEL en DE WOLF.
– 1922: Op het Salon van Parijs van oktober 1922 wordt de nieuwe 15 pk, het type 2200, voorgesteld. Een viercilinder zijklepper met 4 versnellingen en een versnellingsbak die een geheel vormt met de motor: het is de eerste F.N. met stuur links en centrale versnellingspook, onder invloed van Amerika (opgevolgd door de 2200E met breder spoor en 2200F).
– 1923: F.N. stelt het model voor dat zijn grootste succes zal blijken te zijn: de 1300 met een viercilinder kopklepper met klepstoters, remmen op de vier wielen en ballonbanden. Hiervan zullen 2.781 exemplaren worden gebouwd, waarvan 200 sportmodellen zich in verschillende internationale wedstrijden toonden. Naast die 1300 wordt er ook een 15 pk uitgebracht die gelijkaardige technische kenmerken heeft, en wordt opgevolgd door de 1300D en 1300E met vierversnellingsbak en verbreed spoor.Prins_Albert.jpg Prins Albert – de productie van alle personenwagens is gestopt in 1935

– 1927 tot 1933: De F.N. 10 pk 1400, 11 pk bestelwagen en 11 pk “1625”, afgeleid van de 1300 en de versie met twee carburatoren “sport”, type 1800 van 1775 cc (4 cil. 75 x 100), die tot 100 km/u snel was.
– 1930 tot 1935: Op het salon van Brussel van december 1930 werd een 8 cil. in lijn voorgesteld met zijkleppen en vierversnellingsbak, een auto die werd ontwikkeld door ingenieur Warnant (die van bij PIPE kwam). Van deze auto werden slechts 371 exemplaren gebouwd (dit model won de “Beker van de Koning” tijdens de 24 u van Francorchamps in juli 1932).
– 1933: De verouderde 1625 wordt vervangen door de F.N. “42” Prins Boudewijn, met een 4 cil. van 2 liter met zijkleppen en volledig stalen carrosserie, daarna was er nog de “Prins Albert”, iets krachtiger en duurder, de laatste personenauto die door F.N. op de markt werd gebracht. Van de “Prins Boudewijn” worden 1.274 exemplaren gebouwd, en 499 van de “Prins Albert”. Enkele chassis van de “Prins Albert” worden door PRITCHARD-DUMOULIN gecarrosseerd met een super geprofileerde aërodynamische carrosserie. Er werd nog een prototype van de Prince Albert gebouwd met onafhankelijke vering rondom, maar door het stoppen van de productie in 1935 kwam het nooit tot een serieproductie.

3. Overleven als constructeur van vrachtwagens en motorfietsen

De fabriek wordt door de Duitsers bezet in 1940 en gedeeltelijk verwoest door geallieerde bombardementen, alvorens in 1945 te worden bezet door het Amerikaanse leger. In 1947 wordt de motorfietsenproductie heropgestart (met een geheel eigen vering), de productie hiervan zal definitief worden gestopt in 1962. Ook de vrachtwagenproductie komt weer op gang, er worden zowel civiele als militaire trucks gebouwd. Een bestelling van meer dan 4.000 vrachtwagens voor het Belgisch leger in 1950 maakt een samenwerking tussen F.N., MIESSE en BROSSEL noodzakelijk. De laatste voertuigen worden in de jaren ’70 gebouwd, de productie werd daarna volledig toegespitst op wapens en vliegtuigmotoren.
Alle archieven van F.N. met betrekking tot de productie van motorvoertuigen, zijn ondergebracht in het Museum van het Circuit van Francorchamps, in de Abdij van Stavelot.

Wikipedia

Wikipedia

FOIDART & ROSENTHAL     1900 (1914)
Henegouwenkaai 63, BRUSSEL

De Etn. Froidart & Rosenthal stelden in maart 1900 een lichte tweezitter voor aangedreven door een horizontale motor met drie versnellingen (3 of 7 pk). Rond 1914 zou deze firma ook een stoomaangedreven vrachtwagen hebben gebouwd.

FONDU     1906-1912
Automobiles Charles FONDU in VILVOORDE

In 1896 kwam Charles Fondu aan het hoofd van de ouderlijke firma, die materieel leverde aan de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. Hij startte met de productie van automobielen in 1906.Fondu.jpgFondu Type CF 1906 – Autoworld

Het eerste model, type 1 CHF, was een robuste auto (20/24) pk met een viercilinder met twee gepaarde cilinders (100 x 120), drieversnellingsbak en cardanaandrijving. Het was ontworpen door de jonge Zwitser Julien Potterat die zou aangesteld worden tot directeur van de automobielafdeling van de Fondu-fabrieken. Dit model evolueerde in 1907 tot een 24/30 pk (105 x 130) en dat jaar komt Fondu ook op de markt met een 50 pk zescilinder. Charles Fondu verkoopt de fabricagelicentie voor de 24/30 pk aan een onderneming uit Riga (Letland), waar Julien Potterat zich ook gaat vestigen om er het merk RUSSO-BALTIQUE te lanceren. Dit model zal tot in 1915 worden gebouwd. De firma FONDU van haar kant gaat zich vanaf dan toeleggen op de bouw van lichtere voertuigen. In 1912 staan er drie types viercilinder monobloc-motoren op het programma: een 1.131 cc (60 x 100); een 1.690 cc (70 x 110) en een 2.120 (75 x 120).

Fondu bouwde ook onderdelen, met name motor-versnellingsbak gehelen die werden geleverd aan diverse Belgische ondernemingen (SAVA, LINON, ELGE, F.I.F., HERMES) of aan het Engelse (TURNER) aan een ritme van 50 stuks per maand, die nog werden voorgesteld op het Salon van Brussel in 1920 en 1921, ook al werd de automobielproductie bij Fondu gestaakt in 1912, na het overlijden van Charles Fondu.

De Fondu auto’s onderscheidden zich in verschillende autowedstrijden: in 1906 werd een vijfde plaats behaald in Oostende in een wedstrijd met 30 deelnemers, in 1907 werden, ook in Oostende een 1ste, 2de en 4de plaats behaald in alle wedstrijden en werd de kilometer met vliegende start afgelegd aan een gemiddelde van 97 km/u., als ook in de wedstrijden van Boulogne sur Mer, de “Coupe Franchomme”, de “Coupe Caraman-Chimay” en het Internationaal Criterium met 1ste, 3de en 4de plaatsen en in 1908 in de beker van Oostende die gewonnen werd door d’Aoust.
In de jaren 1920-1930 werden in de Fondu fabrieken in Vilvoorde de motoren van “La Mondiale” gebouwd.

Wikipedia

FORD – ombouw (zie ook DEWANDRE)     1924-1925
Jetsesteenweg 368, BRUSSEL

Op initiatief van constructeur F. Dewandre werden Ford T’s omgebouwd, zij hadden een verlaagde en meer geraffineerde carrosserie dan het origineel.

FORD MOTOR CY (Belgisch Filiaal) – Genk     vanaf 1922
Antwerpen 1922-1954
Genk 1964 tot vandaag

FORD MOTOR COMPANY (BELGIUM) nv werd op 30 januari 1922 gesticht. Het was Henry Ford zelf, die Antwerpen selecteerde als vestigingsplaats. Weinig later werd met de assemblage van auto’s begonnen in de Antwerpse Duboisstraat, waar alle beschikbare versies van het Model T gebouwd werden. De snelle groei van de activiteiten dwong herhaaldelijk tot uitkijken naar een groter pand. Via de Napelsstraat en de Ketelmakersstraat in Hoboken, kwam FORD uiteindelijk in de Antwerpse haven terecht, waar in 1930 een gloednieuwe fabriek verrees. Naast het Model T verschenen Britse, Duitse en Amerikaanse FORD-modellen.

Na WO II zette Henry Ford II het werk van zijn vader verder: hij bleef Antwerpen trouw voor een nieuwe uitbreiding. Eind 1948 werden nieuwe productiehallen ingehuldigd en de stad bedankte met een ‘Henry Fordlaan’. Amper twee jaar later werd opnieuw gebouwd. Een onderdelenmagazijn en revisiewerkplaats voor motoren verschenen aan de andere kant van de ‘Henry Fordlaan’. In die tijd liepen op de eindassembiagelijn diverse modellen van Britse, Duitse en Amerikaanse oorsprong door elkaar voor de afwerking.

De site voor Ford Genk, gelegen tussen de Rijn en het Albertkanaal, werd gekozen in 1962. Twee jaar later was deze reuzengrote fabriek van Belgisch Limburg de grootste fabriek binnen de Ford-groep. Ford België was, samen met het Deens filiaal, het enige onderdeel van de Ford Groep waar ook privé aandeelhouders waren, zij vertegenwoordigden 16% van het kapitaal. Met de Mondeo, die enkel in Genk werd gebouwd en die geleverd werd in meer dan 60 landen wereldwijd, was Ford Motor Cy één van de grootste exporteurs van België.

Door overcapaciteit in de autoproductie werd Ford Genk genoodzaakt de deuren te sluiten op 18 december 2014.

FRANCO BELGE (Carrosserie) – GENT

Dit Gentse carrosseriebedrijf bouwde Citroën “Traction avant” om tot cabrio’s, er waren drie types 11 BL en 2 types van de 15 pk.

FRENAY – LUIK     1913-1914

Frenay was een kleine Luikse constructeur die eind 1913 een licht voertuig voorstelde aangedreven door een Ballot viercilinder (65 x 110) van 10/12 pk met een cilinderinhoud van 1.460 cc., koeling met thermosiphon, ontsteking met een Bosch magneto, voeding via een Claudel carburator, het beste wat er in die dagen te krijgen was, een koppeling met lederen conus(waarvan de realisatie op haar hoogtepunt was), drieversnellingsbak, ophanging met veren. De Frenay had een mooie, puntige radiator met email, geïnspireerd op die van METALLURGIQUE en MIESSE.

Er werden slechts enkele exemplaren gebouwd, net voor het uitbreken van de oorlog in 1914 werden een aantal verscheept naar Engeland.
Deze auto’s hadden vele kwaliteiten en zouden wel eens succesvol geweest kunnen zijn, maar helaas overleefde het merk de Eerste Wereldoorlog niet.