Germain was niet de eerste Belgische auto die gecommercialiseerd werd, maar wel de eerste die gebouwd werd door een behoorlijk groot bedrijf met de bedoeling een voertuig op grote schaal te bouwen.
Enkele industriëlen uit de regio van Charleroi, o.m. familie Dewandre en ingenieur Dulait waren onder de indruk van de resultaten die auto’s met benzinemotoren in wedstrijden behaalden en richtten een groep op om auto’s te ontwikkelen. In oktober 1897 werd de “SA Ateliers Germain” opgericht.
August Germain, een van de aandeelhouders, bracht zijn fabriek van Monceau-sur-Sambre in de vennootschap in en in 1898 rolde de eerste Germain naar buiten.
Op het einde van 1901 ging het merk samenwerken met de bekende illustrator Cassiers, die catalogi illustreerde en affiches en advertenties ontwierp.
De firma hechtte een groot belang aan goede techniek. De verkoop liep goed en een groot gedeelte van de productie werd uitgevoerd voornamelijk naar Engeland. Ook de automobielsport werd niet vergeten.
Op het salon van Londen in 1905 stelde Germain zijn meest bekende model voor, de Standard Chainless 14/22 pk. Met dit model doet de eerste ronde radiator zijn intrede, tot 1914 één van de typische kenmerken van de auto’s uit Monceau. Later worden de auto’s uitgerust met schuivenmotoren.
Na de wapenstilstand van de eerste wereldoorlog wordt de productie van auto’s niet meer opgestart. Germain concentreerde zich opnieuw op spoorwegmaterieel. Vanaf 1937 werden er nog vrachtwagens gebouwd. Germain fusioneerde met de “Anglo Franco Belge” en overleeft met moeite tot 1967 met de productie van draaiende bakken voor de wegenbouw. En zo verdween alweer een grote naam.