GERMAIN
Ateliers BRISON (1857-1896)
S.A. des Ateliers GERMAIN (1896-1945)
Automobielafdeling (1897-1914)
ANGLO-GERMAIN (1946-1967)
rue de Trazegnies 50, Monceau-sur Sambre
De Ateliers BRISON, opgericht in 1857, waren gespecialiseerd in de bouw van spoorwegmaterieel en in trams. De onderneming werd in 1896 omgevormd tot de S.A. des Ateliers GERMAIN, en een jaar later startten ze ook met de productie van automobielen. De eerste GERMAIN verliet de fabriek op 25 juni 1898.
Aanvankelijk, en tot in 1903, bouwde GERMAIN enkel auto’s onder licentie, zij hadden voor België de rechten voor de motoren DAIMLER-PHOENIX, en voor de bouw van PANHARD-LEVASSOR auto’s. Vervolgens kregen ze de rechten voor de kleine auto’s van ELAN, van de lichte RENAULT met cardan en de Britse tweecilinder tweetaktmotoren van het merk HARDT. Men noemde dan ook de eerste GERMAIN auto’s, de “Belgische Panhard” of de “Belgische Daimler”. Het ging om kleine twee- en viercilinders met 6, 8 of 12 pk.
De firma breidde haar productie uit tot bedrijfsvoertuigen, gaande van een bestelwagen met 500 kg laadvermogen tot een vijftons vrachtwagen. Intussen werd, in 1903, een experimentele bus geleverd aan de stad Londen, die vervolgens een bestelling plaatste bij GERMAIN.Germain 1904
De eerste eigen automobielen van het merk werden in 1903 voorgesteld op het Salon van Parijs, en ze hadden een groot succes. Het ging om de GERMAIN STANDARD met vier gescheiden cilinders en drie vermogens: 16/32 (95 x 130), 24/32 (115 x 130) en de 35/45 (140 x 160), ze waren met zeer veel zorg gebouwd en hadden een relatief hoog vermogen voor hun tijd. De motoren waren gekenmerkt door hun koperen watermantel rond de cilinders, de motoren hadden zijkleppen, een dubbele ontsteking met magneto en batterij en, opmerkelijk voor die tijd, een vierversnellingsbak. De aandrijving gebeurde middels kettingen en het chassis was vervaardigd uit met staal versterkt hout. In 1904 kon GERMAIN reeds de productie van zijn 1.000ste voertuig vieren, het ging de firma voor de wind en er werkten 650 mensen, waarvan de helft in de automobielafdeling. De installaties besloegen een oppervlakte van 30.000 m².
Op het Salon van Parijs van 1905 werd het meest bekende model van het merk voorgesteld: de “Chainless” 14/20 pk, met een pendelende achteras en een cardanaandrijving, die de kettingaandrijving verving. Het chassis was nu volledig uit staal. Dit model was gekenmerkt door een vrij lage lijn en een ovaal radiatorrooster, dat vanaf 1907 de ronde vorm zou krijgen die zo typisch is voor het merk. Er volgden krachtigere modellen, zoals de mooie 22 pk zescilinder van 3.834 cc uit 1907, met een gelagerde krukas.Germain Chainless 1908
Aan de vooravond van de eerste Wereldoorlog is GERMAIN zeer welvarend, er worden veel auto’s naar Engeland geëxporteerd. In de catalogus uit die tijd is sprake van zeven modellen waarvan er twee worden aangedreven door een schuivenmotor DAIMLER-KNIGHT, die vanuit Engeland worden geïmporteerd om hier te worden ingebouwd. Tijdens de oorlog 1914-1918 worden de fabrieken van Germain geplunderd en gedeeltelijk verwoest. De meeste geschoolde werkkrachten zijn verdwenen. De automobielafdeling van de Usines Germain zal zich nooit kunnen herstellen van deze catastrofe. Er worden nog enkele auto’s verkocht na de oorlog, gebouwd met wonderbaarlijk gespaard gebleven onderdelen van voor de oorlog.
Al snel gaat het bedrijf zich volledig toeleggen op de bouw van spoorwegmaterieel, de oorspronkelijke activiteit, en op de verkoop van een uitgebreid gamma industriële motoren van 14 tot 100 pk, scheepsmotoren en motoren voor spoorvoertuigen, zoals een 8 cilinder van 500 pk die is bestemd voor de Franse spoorwegen. In 1937 wordt op het Salon van Brussel nog een vrachtwagen van 5 ton voorgesteld.
De firma GERMAIN zal ook de Tweede Wereldoorlog overleven, onder de naam ANGLO-GERMAIN, na de fusie met de onderneming ANGLO-FRANCO-BELGE van la Croyère. De naam zal nog opduiken voor kipbakken voor de aannemerij, alvorens definitief te verdwijnen in 1967.
De auto’s van GERMAIN lieten ook van zich spreken in veel automobielwedstrijden tussen 1899 en 1908. In 1899 behaalt een GERMAIN zijn eerste wedstrijdsucces in Brussel-Spa, het ging om een speciaal gebouwd voertuig uitgerust met Hickory wielen en een carter en verschillende accessoires in aluminium. Tijdens het Circuit des Ardennes van 1902 behaalt een Germain de overwinning in de categorie voor auto’s met vier zitplaatsen. De Chainless neemt met succes deel aan de Coupe de Liedekerke, aan de heuvelklim van Spa-Malchamps, aan de Week van Oostende waar hij zijn klasse wint in de wedstrijd over 5 kilometer, aan het Circuit des Ardennes waar hij de snelste rondetijd realiseert, een Chainless wint ook de Coupe de la Meuse en de Coupe Caraman Chimay die wordt betwist in Boulogne-sur-Mer.
Maar ook in het buitenland worden sportieve successen geboekt. In Brooklands bijvoorbeeld wint een kleine Chainless 14/20 zijn categorie met een gemiddelde snelheid van 84 km/u. GERMAIN laat ook van zich horen in de Scottisch Trials, in de Herkomer-beker en in de grote prijs van Frankrijk, waar de drie ingeschreven Chainless samen de wedstrijd uitrijden tegen een gemiddelde snelheid tussen 73 en 80 km/u. In de Grote Prijs van Frankrijk van 1908 worden drie krachtige Germains 70/80 pk ingeschreven, maar het succes blijft achterwege. Het is meteen de laatste keer dat Germain officieel deelneemt aan een wedstrijd.
De auto’s van GERMAIN waren bekend voor hun kwalitatieve afwerking, voor hun ontwerp en hun mechanisch rendement. Tussen 1899 en 1903 liet het bedrijf een aantal uitvindingen patenteren, waaronder:
– inlaatkleppen met dubbele aanzuiging
– een stuurinrichting met schuin stuurwiel, dat rechtstreeks werkte, zonder speling
– een makkelijk regelbaar kogellager voor de bediening van de vooruitversnelling
– Een kleppenbesturing door centrifugaalregeling van de snelheid, waarbij het toerental van de motor beperkt werd tot 1.000 t/min om een te hoog toerental te vermijden
– Een elektrisch schakelsysteem voor de versnellingen
Geen wonder dat de Usines GERMAIN in 1906 op de Tentoonstelling van Milaan een welverdiende “Grote Prijs voor de technische kwaliteit” ontvingen.
GILLET AUTOMOBILES 1993 –
rue Saucin 84 – Gembloers
Tony Gillet is importeur van het Nederlandse “DONKERVOORT”, maar is in 1993 ook zelf een volwaardige autoconstructeur geworden toen hij de eerste VERTIGO produceerde en voorstelde. Deze VERTIGO heeft een geheel eigen silhouet en bekleedt daarmee een bijzondere plaats in de autowereld. De eerste Vertigo had een chassis uit aluminium en koolstofvezel, nu beschikt hij over een onder vacuum gegoten koolstof/nomex monoblokstructuur waardoor de auto een uitzonderlijke gewicht/vermogen verhouding heeft. De VERTIGO bezit het wereldrecord van 0 tot 100 km/u in 3,266 sec. (!) waarvoor hij vermeld staat in het Guiness Book van records.Gillet Vertigo 5 voorgesteld in 2008 © Historicar
Met de in-board ophanging type F1 die zorgt voor een uitzonderlijke wegligging en zijn fenomenale acceleraties, biedt de Vertigo aan zijn bestuurder/piloot adembenemende sensaties.
De artisanale productie en het gebruik van toptechnologie hebben natuurlijk een nefaste invloed op zijn prijs, en maakt de concurrentie met andere sportieve tweezitters moeilijk. Gillet Automobiles heeft zich in de afgelopen jaren meer dan eens onderscheiden, maar de productie blijft heel beperkt.
GOLDSCHMIDT Robert 1906
Munthofstraat, Sint Gillis (Brussel)
In 1906 liet Robert Goldschmidt bij Cockerill in Luik een stoomvrachtwagen bouwen volgens zijn plannen, en met een laadvermogen van 1,5 ton. De ketel werd gestookt met hout.
De aandrijving gebeurde middels kettingen, de kruissnelheid bedroeg 18 km/u. Deze vrachtwagen werd verkocht onder de merknaam PARETTE, er werden verschillende exemplaren van ingezet in het toenmalige Congo.