Belgische constructeurs – D

DANNEELS     1904
Slijpstraat – Gent

Een Gentse industriëel die onder licentie van ROCHET (PARIJS) auto’s bouwde voor België, Nederland en Groot-Brittanië.

D’AOUST(Automobiles J. D’AOUST)     1912-1927
Bollinckxstraat 26, Anderlecht (1908-1921)
Gentsesteenweg 206, Sint Agatha Berchem (1921-1927)Daoust1.jpgSportwagen D’Aoust

Jules D’Aoust startte in 1908 met een reparatieatelier. Met de hulp van zijn medewerker LAMACQ, start hij in 1912 met de automobielbouw, hij bouwt een kleine reeks goed afgewerkte wagens, uitgerust met motoren uit Frankrijk (Chapuis-Dornier; Aster en Colange). Niet lang voor 1914 komt D’Aoust met een stevige en snelle auto, aangedreven door een zelf ontwikkelde motor: een 4 cil. (65 x 140) van 10/14 pk met zijkleppen en iets minder dan 2 l inhoud.

Zijn activiteiten, onderbroken door de oorlog, worden hervat in 1919, in die periode wordt gestart met de productie van enkele commerciële voertuigen (lichte bestelwagen met 750 kg laadvermogen en vrachtwagen van 2 ton). Eind 1920 stelt D’AOUST een volledig nieuwe auto voor: een 16 PK van drie liter, 4 cil. (90 x120) met bovenliggende nokkenas die, gebouwd voor de competitie, “Circuit de Corse” zal worden genoemd.

In die tijd verhuist hij ook naar SINT AGATHA BERCHEM.
De 10/14 PK met zijkleppen, die in 1914 werd ontworpen, blijft het paradepaard van de firma, en het model wordt in twee versies gebouwd: een normale versie (65 x 140) en de 2 liter Sport (67,3 x 140), die in een korter en lichter chassis is ingebouwd, vanaf 1924 zijn beide modellen met remmen op de vier wielen uitgerust.

In 1923 komt D’AOUST met twee nieuwe kleine sportwagens, een 6PK zijklepper, waarschijnlijk met een motor van SCAP (61 x 94), die met een 3 en 4 versnellingsbak kan worden uitgerust, remmen rondom heeft en 105 km/u snel is.
In 1924 komt ook een speciale D’AOUST uit, aangedreven door een HISPANO-SUIZA 8 cil. in V vliegtuigmotor met een cilinderinhoud van 9,4 l. De firma D’AOUST sluit in 1927 echter de deuren zodat wat men intussen al de “Belgische Bugatti” was gaan noemen omwille van zijn stevigheid en afwerking, van de markt verdween. Ook al werden er, tijdens een korte periode na 1927, nog enkele D’Aoust auto’s gebouwd met de onderdelen die nog in voorraad waren.

Jules D’AOUST deed ook wel eens aan competitie: vanaf 1914 nam hij deel aan de Meeting van OOSTENDE in de wedstrijden van 20 km met vliegende start, en aan de Meeting van BOULOGNE, in 1922 aan de recorddag van OOSTMALLE, in 1923 aan de heuvelklim van WAVER, in 1924 aan MONTHLERY en in 1926 aan de “Grand Prix des Frontières” van CHIMAY, om de belangrijkste wedstrijden te noemen.

Wikipedia

DASSE     1894-1934/1956
Automobiles Gérard DASSE, rue de Dison, vervolgens rue David, 50/61 te Verviers
na 1920: rue de Battice – Verviers
1927 S.A. AUTOMOBILES DASSE

Gérard DASSE richtte in 1882 in VERVIERS een werkhuis op voor sanitaire en elektrische installaties. Hij bouwde zijn eerste auto in 1894: het ging om een kleine driewieler (een enkel sturend voorwiel en twee aangedreven achterwielen), geïnspireerd op de BENZ. Hij werd aangedreven door een horizontale monocilinder van 2,5 pk met riemaandrijving. Andere driewielige modellen volgden in 1896 en 1897 – maar nu met twee voorwielen en een enkel achterwiel (het spatscherm van het achterwiel was tevens waterreservoir). In 1898/1899 bouwt DASSE zijn eerste vierwielige auto, die in verschillende versies zal worden gebouwd (motor voor- of achteraan, gelijke of ongelijke wielen, riem- of kettingaandrijving, cardanaandrijving volgt pas in 1902).

De productie van Gérard DASSE is groot in de eerste vijftien jaar van de vorige eeuw: hij stelt een honderdtal mensen tewerk en produceert meer dan honderd voertuigen per jaar, de “DASSE” worden tot in Zuid- Amerika verkocht en de 3 cil. 15 pk die in 1905 werd voorgesteld, zal in licentie worden gebouwd door de Duitse firma DURKOPP (onder de naam DURKOPP-DASSE), die het voertuig vooral als taxi verkoopt.

Gérard DASSE laat een elektrisch ontstekingssysteem met stroomverdeler, bobijn en batterij patenteren (te vergelijken met dat van Delco) evenals een speciale transmissie op basis van cardans. Hij laat zijn auto’s deelnemen aan verschillende sportieve wedstrijden, zoals aan de heuvelklim van MALCHAMPS, waar een DASSE de PILETTE beker wint aan een gemiddelde van 72 km/u. De elegante ronde radiator, een typisch kenmerk van het merk in die periode, wordt in 1914 vervangen door een meer ovaal type.

Wat de productie van voor 1914 aangaat, onthouden we vooral:
1904: voorstelling op het. Salon van BRUSSEL van de 2 cil. van 16 pk en de 4 cil. van 24 pk, zijkleppen en T- cilinderkop, drieversnellingsbak en transmissie via cardans (brevet DASSE). Het stalen chassis was voorzien van een enkele dwarsgeplaatste veer voor de voorwielen en een flexibele transmissieas die was samengesteld uit een bundel van fijne buizen.
1905: driecilinder met 15 pk;
1911: vijf modellen met 4 cil. van 12; 16; 24; 30 en 50 pk, allen met cardanaandrijving;
1913: een model met schuivenmotor, met draaiende stroomverdeler.

Gérard DASSE overlijdt begin de jaren ’20 en zijn zonen Armand en Iwan, die zich vestigen in de rue de Battice in VERVIERS, zetten de productie verder, maar aan een lager ritme:
1921: de modellen type A van 12 pk met zijkleppen en catileververing en het type 13 van 20 pk met een prachtige motor met bovenliggende nokkenas, half-elliptische vering, conische koppeling, drieversnellingsbak en gestroomlijnde radiator (productie van 20 voertuigen per jaar);
1923: introductie van remmen op de vier wielen;
1925: nieuw zescilindermodel “Six” (wordt in kleine aantallen gebouwd tot eind van de jaren ’20, daarna enkel nog op bestelling).

Door de grote toevloed van personenauto’s uit het buitenland gaat de firma DASSE, die zich ook bezighield met algemene herstellingen, zich toeleggen op de bouw van bedrijfsvoertuigen (bestelwagens van 1.500 kg met 12 pk motor vanaf 1922) en vrachtwagens, aangedreven door Amerikaanse LYCOMING 8 cil. motoren met 4 en 6,8 1 inhoud. Zo wordt DASSE ook leverancier van het Belgische leger en zijn vrachtwagens en autobussen blijven in de streek van Verviers een vertrouwd zicht tot omstreeks 1936.

In maart 1927 verandert de onderneming van naam, het wordt de S.A. AUTOMOBILES DASSE, waarin verschillende industriëlen uit de streek participeren. De bouw van personenwagens wordt gestaakt begin de jaren ’30.

DASSE wordt in 1934 agent voor de Amerikaanse auto’s van het merk NASH, die werden ingevoerd door Jules MIESSE, die ook in licentie gazogeeninstallaties van IMBERT produceerde en in zijn eigen vrachtwagenchassis motoren van MAN monteerde. De onderneming gaat zich van dan af toeleggen op het onderhoud van voertuigen en op fijnmechaniek, en dit tot in maart 1956, wanneer de firma DASSE wordt ontbonden.
Armand DASSE sterft korte tijd later, in oktober 1956, zijn broer Ywan volgt in 1964.

Wikipedia

DECHAMPS (Baudouin vanaf 1904)     1896-1906
1898 S.A. des Ateliers H.P. DECHAMPS – Frère Orbanlaan 31, Brussel
1899 S.A. des Moteurs et Automobiles DECHAMPS – Boudewijnlaan 38, Zangerstraat 49, Brussel
1903 S.A. de Construction Mécanique et d’Automobiles

De “S.A. des Ateliers H.P. DECHAMPS” werd opgericht op 15 oktober 1898 met een kapitaal van 100.000 BEF.
In maart van het jaar daarop presenteert ze in BRUSSEL een driewieler De Dion-Bouton 1 3/4 pk met een prijs van 1.850 BEF en een kleine tweezitter met een vooraan gemonteerde, luchtgekoelde 2 cil. DECHAMPS motor van 3 pk (drieversnellingsbak, kettingaandrijving) en met een schuin geplaatst stuurwiel. Vele onderdelen waren toen afkomstig van de Usines Soleil uit LUIK. De productie omvatte ook een 2 cilinder 6 pk 4 plaatsen break-model, waarop ook een laadplateau kon worden gemonteerd.

Op 31 december 1899 wordt de “S.A. des Moteurs et Automobiles DECHAMPS” opgericht, die een onderdak vind in ruimere gebouwen gelegen Boudewijnlaan 38 en Zangerstraat 49 te BRUSSEL.
De nieuwe onderneming, onder leiding van de h. Van de VINNE, verhoogt het kapitaal tot een miljoen frank, kent een zekere uitstraling en verkoopt auto’s in Engeland en in Frankrijk, waar het in PARIJS wordt vertegenwoordigd door ROCHBRAULT ET TORCHON. Deze Belgische firma bouwde de meeste onderdelen voor zijn auto’s zelf, dat was eerder zeldzaam voor die tijd, en zou de eerste zijn geweest die een elektrische starter aanbood.

Van 1900 tot 1902 zag de productie van DECHAMPS er als volgt uit:
1900: een kleine tweeplaatser (2 cil. 4,5 pk, luchtgekoeld, drieversnellingsbak) – een kleine auto met vier plaatsen (2 cil, 8 pk); een driewieler met DECHAMPS monocilinder van 2 3/4 pk;
1901: lichte auto’s met ééncilindermotor van 6 pk en tweecilindermotor van 12 pk met een chassis waarop verschillende carrosserietypes werden gebouwd (Duc, Wagonette, Engelse koets, Sport, bestelwagen) en racewagens met viercilindermotor 20 pk en vierversnellingsbak (in 1901 namen ze deel aan de wedstrijd PARIJS-BERLIJN en in 1902 aan het “Circuit des Ardennes” en PARIS-VIENNE);
1902: monocilinders van 7 pk; 2 cil. 8pk en 4 cil. van 14 en 16 pk.

In 1903 wordt de firma overgenomen door de Britse onderneming “International Automobile Manufactoring CI Ltd” en wordt de naam veranderd in “S.A. de Construction Mécanique et d’Automobiles”. De productie van 2 cil. 9/10 pk, 4 cil. van 14 en 18 pk met vierbak en kettingaandrijving werd voorlopig verder verkocht onder de merknaam DECHAMPS. Vanaf 1904 wordt dat “BAUDOUIN”, auto’s met 4 cil. van 15 en 25 pk en vierversnellingsbak, die zullen worden gebouwd tot in 1906.

Voor het eerst hadden de motoren een bovenliggende nokkenas, de chassis waren van ARBEL, naar keuze uit staal of uit versterkt hout. Het was de firma DECHAMPS-BAUDOUIN die in 1904-1905 de “Direct”, ontwikkeld door Robert GOLDSCHMIDT, probeerde te vermarkten. Het was een auto met als bijzonderheid dat hij geen versnellingsbak had, maar een gesegmenteerde koppeling, die de motor rechtstreeks in verbinding stelde met de transmissieas, die op zijn beurt de achterwielen aandreef via kettingen.

Wikipedia

DE COSMO (DE COSMO & Cie)     1903-1908
rue de la Vieille Montagne, 20 – Luik

DE COSMO was van Italiaanse origine, hij verliet in 1903 F.N. in HERSTAL om zijn eigen bedrijf op te richten. De eerste modellen die hij in 1903 voorstelt op de Salons van BRUSSEL, PARIJS en LONDEN, zijn twee grote 4 cilinders, die per paar zijn gegoten (24/30 pk en 30/35 pk) op stalen chassis, met drieversnellingsbak en cardanaandrijving. Ze kennen enig succes en worden in Engeland verkocht onder de naam “Wilkinson-de Cosmo”.

In 1906 bouwt DE COSMO naast de 4 cilinder van 24/30 pk ook een 6 cilinder (112 x 140) met vierversnellingsbak, kettingaandrijving en 40/50, later 45/55 pk. Er wordt ook aangekondigd dat er vrachtwagens, bussen en motorboten zullen worden gebouwd. De laatste auto’s zijn voorzien van een ronde radiator (stijl Delauney-Belville). Als gevolg van een te hoge productieprijs, stopt de firma in 1908. DE COSMO baarde destijds opzien door met een auto de trappen van de Place Notger in LUIK op te rijden.

Wikipedia

DECOSTER     1898
Tielt

De gebroeders J. en H. DECOSTER, groothandelaars en verkopers van fietsen en tandems van het merk IRIS, maar ook van onderdelen en accessoires, bouwden in 1898 enkele auto’s met DE DION motoren (driewielers en vierwielers).

de LAMINNE-DUCHENE     1907

Ridder de LAMINNE nam in 1907, achter het stuur van een “de LAMINNE-DUCHENE” met viercilindermotor, vermoedelijk een aangepaste Belgische Rochet-Schneider, deel aan verschillende wedstrijden, o.m. aan het “Circuit des Ardennes” in de categorie vrije formule, en op 15 september 1907 aan de heuvelklim van SPA-MALCHAMPS (beker Pilette).

DELECROIX     1897-1899

De monteur DELECROIX bouwde vanaf 1897 kleine auto’s die hij vanaf eind 1898 te koop stelde: het ging om kleine voertuigen met een achteraan geplaatste motor, een buizenchassis en zonder vering.
In 1899 startte hij met de bouw van enkele auto’s, met vier plaatsen, motor vooraan (een verticale monocilinder van 3 1/2 pk) en aandrijving via één enkele ketting. Er wordt hem ook toegeschreven om een kleine DE DION tweecilinder te hebben gemaakt, die een achteruitversnelling had.

Wikipedia

DELIN (N.V. DELIN, FIETSEN- EN AUTOMOBIELFABRIEK)     1898-1902
Vismarkt 7 – LeuvenAfbeeldingen/Delin_1901.jpgDelin 1901

J. DELIN richtte in 1890 een werkhuis op voor de bouw van fietsen van het merk DERBY, de zaken gingen goed en in 1898 werd ze omgevormd tot de N.V. DELIN met 4.000 m² atelier en 250 werknemers (smederij, atelier voor de constructie van velgen, atelier voor automechaniek, lakkerij, bekleding, emaillage, vernikkelen en voor de bouw van fietsen).

Vanaf 1899 bouwde DELIN verbrandingsmotoren volgens het Franse syteem LOYAL en stelt op de tentoonstelling van BRUSSEL een Duc voor met 2 cil. LOYAL, luchtgekoeld en met frictiekoppeling.
In maart 1900 wordt een kleine auto, type Victoria voorgesteld, aangedreven door een DE DION van 2,5 pk met voorwielaandrijving, de firma bouwt ook een driewieler met 2,5 pk en een motorfiets met 1,75 pk en cardanaandrijving.

DELIN gaat zich vanaf 1901 toeleggen op meer klassieke voertuigen, de motor drijft de achterwielen aan via een enkele ketting: een tweezitter (met 2,75 pk motor) en verticale stuurstang; een vierzitter (4 pk); een “tonneau” met vier plaatsen (8 pk) en een bestelwagen (4 pk), de drie laatstgenoemde modellen hadden reeds een hellende stuurstang.

In januari 1902 beslissen de beheerders, geconfronteerd met de nood om grote investeringen te moeten doen, om de firma DELIN te ontbinden, ook al is de financiële situatie van het bedrijf gezond. De outillering wordt overgelaten aan ingenieur Eugène MATTHIEU.

Wikipedia

DEMASSEZ Frères     1900

Vermoedelijke constructeur van voertuigen.

DEMATI     1937-1939
Graystraat 154, Elsene

In 1937 richten de hh. DEFAY, MATTHYS en TIMBERMAN samen het merk DEMATI op. Eugène MATTHYS was een ervaren carrossier. Hij was de man achter het carrosseriebedrijf MATTHYS Frères et OSY die begin van de twintiger jaren mooie koetswerken bouwden op Voisin, Bignan en Imperia chassis. Imperia nam de carrosserie MATTHYS Frères et OSY over in 1928.

Een prototype van een licht voertuig DEMATI werd voorgesteld op het Salon van BRUSSEL in 1938. Het vertoonde de bijzonderheid om sturende achterwielen te hebben en werd aangedreven door een 2 cil. JAP motor van 600 cc of van 980 cc, die de voorwielen aandreef. Deze motor werd later vervangen door een RUBY van 950 cc die soepeler en stiller was. Dit binnenstuurmodel met twee deuren en vier plaatsen had een opengaand dak, was gebouwd rond een buizenconstructie en woog slechts 500 kg. Er waren echter grote afstellingsproblemen en het project werd reeds in 1939 verlaten ten gunste van een klassieke voorwielaandrijving. De oorlog en het overlijden van Eugène MATTHYS maakten een definitief einde aan alle projecten van dit merk.

DEMISSINE (carrosserie D. DE RUYTER) – Brussel     1901-1902

In 1901-1902 bouwde de Brusselse carrosssier 0. DE RUYTER enkele kleine elektrische auto’s onder de merknaam DEMISSINE, die werden tentoongesteld op het Salon van BRUSSEL in 1902.

DENONVILLE     1939
Portaelsstraat 47, Brussel

De Belgische firma DENONVILLE bouwde in 1939 vrachtwagens en trekkers van 5 tot 30 ton, aangedreven door motoren van MAN en CUMMINS. Na de oorlog verdeelt deze firma vrachtwagens van de merken WHITE en SCANIA-VABIS.

DESIGN Benoît CONTREAU     1988-1990
rue Curtins, 1 – 4000 Luik

De jonge ontwerper Benoît CONTREAU ontwierp een kleine auto voor ERAD en realiseerde vervolgens een vrijetijdsbreak op basis van een Peugeot 205, hij werd in 1988 voorgesteld onder de naam NEPALA. Deze elegante ombouw werd gerealiseerd door polyester elementen aan de carrosserie toe te voegen, zonder de oorspronkelijke carrosserie te wijzigen of te versnijden.

DE VOGHEL     1946

DE VOGHEL bouwde in 1946 een elektrische bestelwagen met 500 kg laadvermogen. Als eigenaardigheid had dit voertuig slechts drie wielen, het sturende voorwiel was ook het aandrijfwiel.

DE WANDRE (Ets Fr. DE WANDRE)     1924-1925
Jetsesteenweg 368, Brussel

De DE WANDRE’s waren eigenlijk Ford T’s waarvan het chassis met 13,5 cm werd verlaagd en met 40 cm verlengd. De sierlijkere koetswerken waren gekenmerkt door een gestroomlijnd radiatorrooster en door volle wielen of wielen met stalen spaken. Er werden drie carrosserietypes aangeboden: roadster 3 plaatsen, een gesloten wagen en een landaulet.

Wikipedia

DE WOLF

Belgisch carrosseriebedrijf dat o.m. in 1922 een zeer mooie gesloten wagen ontwierp op MINERVA chassis type PP, 20 pk, viercilindermotor.

D’HEYNE & BOVY     1902-1930
Ateliers de construction Albert BOVY, Sint Mariastraat 21, Sint Jans Molenbeek.

De historiek van deze firma is terug te vinden onder de naam BOVY. Deze auto’s, die vanaf 1902 werden gebouwd en vanaf 1904 werden verkocht, werden zelden D’HEYNE-BOVY, maar veeleer BOVY-D’HEYNE genoemd.

DIETZ Charles     1801-1888

Deze van oorsprong Duitse ingenieur ging zich in Brussel toeleggen op de bouw van stoomvoertuigen, alvorens naar Parijs te verhuizen.

DIMMA DESIGN     1985-1991
Rue de Roterdam, 4 – 4000 Luik.

Ombouwer van kleine sportieve wagens (Peugeot 205, Renault 5 Turbo, Fiat Uno, Peugeot 309 GTI). De algemene lijn van de auto wordt bewaard, maar ze krijgen een wat agressiever uitzicht. Op he programma stonden ook opvoersets voor motoren en interieurkits met leer een edele houtsoorten.

DIRECT (Société de construction Mécanique et d’automobiles)     1904-1905
Robert GOLDSCHMIDT, Boudewijnlaan 38, Brussel.

Op het Salon van BRUSSEL van januari 1904, toonde MIESSE de “Direct” een voertuig ontwikkeld door Robert GOLDSCHMIDT, maar dat Jules MIESSE weigerde op de markt te brengen. Het ging om een grote auto zonder versnellingen, maar met een gesegmenteerde koppeling en een gaspedeaal. Het vermogen van de motor werd overgebracht op een transmissieas die op zijn beurt via dubbele kettingen de achterwielen aandreef.
De beweging werd enkel bewerkstelligd door het gaspedaal en de koppeling die men liet doorslippen om te vertrekken, vertragen deed men door het ontkoppelingspedaal in te drukken. Het was uiteindelijk de firma DECHAMPS-BAUDUOIN die het voertuig trachtte te verkopen. Dat duurde echter niet lang. De Direct was aangedreven door een grote viercilinder van 40/50 pk. Robert GOLDSCHMIDT van zijn kant ging vervolgens stoomaangedreven vrachtwagens bouwen, die gebruikt werden in Congo.

DS (Dewaet & Stoewer)     1934
Brussel

Dit merk maakte zijn opwachting op het Salon van BRUSSEL in 1934 en stelde twee modellen voor: een 4 cil. van 1.466 cc en een 8 cil. van 2488 cc, ontworpen door de Duitse firma Stoewer, constructeur uit Pommern sinds 1899. Dat verklaart waarom de DS, naast de vermelding “licentie STOEWER” ook getooid was met het wapenschild van de stad Stettin. Enkel de montage gebeurde in België. Het interessantste model was de 8 cil. STOEWER GREIFF, een voorwielaangedreven auto met onafhankelijke vering en gesychroniseerde versnellingsbak.Er werden slechts enkele DS onder STOEWER licentie in België verkocht.

DUBRAY     1971

Super “V” eenzitter van Belgische makelij, verscheen in 1971. Michel DUBRAY testte zijn racewagen uitvoerig in Zolder en schreef hem voor het eerst in op de Nurburgring waar hij debuteerde op 30 mei 1971.

DUCHATELET (Carat Duchatelet international S.A.)     1968
Rue Winston Churchill 413, Luik.

Frédérick DUCHATELET, geboren in Bastogne in 1948, start zijn carrière in 1968 wanneer hij zich vestigt als carrossier in Luik. Naast herstellingen voert hij ook transformaties uit op Porsche, Jaguar en Ferrari.

In 1981 wordt hij op het Salon van Genève ontdekt door de liefhebbers van luxeauto’s, in een periode dat transformaties op Mercedesbasis nog zeldzaam waren op salons. Het allereerste prototype, op basis van een Mercedes 450 SEL (W116), zal de sterren vervoeren op het Festival van Cannes, om daarna te vertrekken op marketingtounee in de Arabische Emiraten, waar de auto ook zal blijven. “Carat by DUCHATELET” was geboren, een harmonieuze synthese van de edelste materialen die seriewagens een exclusief karakter gaven, zonder dat aan de mechanische basis werd geraakt.

De transformaties aan de buitenkant variëren volgens de smaak van de klant, sommigen gaan zover om de techniek van Chinese lak te laten toepassen (22 uren spuitwerk voor 48 laklagen), de chroom te vervangen door bladgoud, of om te kiezen voor een verlaagde motorkap en grille in plaats van de karakteristieke rooster met ster.

Het talent van DUCHATELET komt pas echt tot zijn recht in de interieur aankleding: zestien met zorg uitgekozen vellen (het leer komt uit Oostenrijk en wordt in de massa gekleurd) zijn er nodig om het interieur met vier afzonderlijke volledig elektrisch bediende zetels en een centrale console die de binnenruimte over de ganse lengte in twee deelt, te bekleden. Het dashboard, deurelementen en elektrisch bediende klaptafeltjes zijn uitgevoerd in gelakte notelaar, metalen accessoires komen van bij Cartier, het kristal van bij Val Saint Lambert.

De keuze uit transformaties van Mercedessen (95% van de auto’s die het atelier in Luik verlaten), uitgevoerd met goedkeuring van “das Haus”, is indrukwekkend We citeren de Carat Diamond, met afscheiding tussen voor en achterkant, op basis van een 500 SEL, Clarity, Cullian (Mercedes S klasse) Arrow (coupé 500 SEC of cabrio), Limousine (500 SEL verlengd niet 45 tot 100 cm) en Security (gepantserd voertuig met speciale banden, kogelvrij glas, elektrisch bediende brandblussers enz.).

Naast een departement “bepantsering” dat in 1983 werd opgericht en een groeiend aandeel had in de activiteiten van de firma (50 % van het zakenijfer), ging DUCHATELET zich vanaf dat jaar ook toeleggen op het maken en verkopen van “Carat accessoires”. Hiermee werden betaalbare personaliseringskits (zowel voor de carrosserie als voor het interieur) op de markt gebracht via een netwerk dat zich niet beperkte tot Europa, maar ook afzet vond van de V.S. tot het Midden Oosten. DUCHATELET transformeerde op zijn hoogtepunt zelfs een Rolls Royce Silver Spur, die niet enkel met een meter werd verlengd, maar waarvan ook het interieur volledig opnieuw werd gemaakt! Een ander uniek model was een Mercedes 500 SEC met vleugeldeuren, volgens een origineel ontwerp van de Zwitserse designer SBARRO.

DUCHATELET werk met een vijftigtal personen en produceert gemiddeld een auto per week volledige ombouw inbegrepen. De voornaamste afzetmarkten van de “Carat” bevinden zich in het Midden Oosten, Japan en de Verenigde Staten.

DUNAMIS     1922-1924
Automobiles DUNAMIS – Antwerpen

In december 1922 stelt de Antwerpse tabaksmagnaat Theo Verellen op het Salon van Brussel een nieuwe luxueuze auto voor, aangedreven door een 8 cil. in lijn (70 x 110) van 3.386 cc met zijkleppen, drieversnellingsbak en remmen op de vier wielen. Het ging om een lang chassis, dat met carrosserie zou worden verkocht, hetzij als binnenstuurmodel, hetzij als torpedo (laastgenoemde voor 60.000 BEF).
Er werden slechts twee prototypes gebouwd en geassembleerd in de fabriek van MIESSE. De DUNAMIS werd nog eens geëxposeerd op het Salon van Brussel, eind 1923, maar verdween daarna uit de belangstelling.

DURYEA     1899-1903
zie Construction Liégeoise Automobile, rue Lairesse, 83-85 – Luik

Eind 1899 verwerft de firma Construction Liégoise Automobile, de licentie voor de bouw van een kleine vierwielige auto van de Dureya Power Company uit WATERLOO, IOWA, V.S.
Hij wordt vanuit de vestiging van de firma in Brussel, Hippodroomlaan 147, verkocht, maar kent weinig succes zodat de productie stopt in 1903.
De historiek van deze productie is gepresenteerd onder de naam Construction liègoise automobile.

DYLE & BACALAN     1906

Het metaalbedrijf Dyle & Bacalan was in het begin van de 20ste eeuw een belangrijke leverancier van chassis in geperst staal, en leverde aan heel veel constructeurs. In 1906 wou de firma zelf auto’s gaan produceren en bouwde twee of drie grote auto’s. De firma verkoos echter om verder chassis te leveren en stopte snel met de eigen automobielproductie.

Wikipedia