BASTIN – Ateliers BASTIN 1907-1909
rue de Sclessin, Luik
Deze firma bouwde enkele auto’s, aangedreven door een kleine 4 cil. met overbrengingsas. Ze waren gekenmerkt door hun ronde radiator.
BELGA – AUTOMOBILES BELGA 1920-1921
Marchienne – Zone
Het merk BELGA kende maar een zeer kort bestaan. Aanvankelijk werd de naam NILE et BRUNEL gebruikt, het ging om een kleine auto aangedreven door een BALLOT motor van 10/12 pk, hij was ontworpen door de heren BRUNEL en VAN CAUBERGH.
De BELGA had een origineel transmissiesysteem van het frictie-type, van DOMECQ-CAZAUX. Dit had acht tot tien versnellingen, waarmee het beste uit het motorvermogen kon worden gehaald, wat ook het wegprofiel was. De kwetsbaarheid van het systeem (zeer dikwijls ontregeld, doorslippen door gebrek aan aanhechting) was een van de redenen die het merk snel van de markt deed verdwijnen.
BELGA RISE 1928-1935
Haren – Brussel
In 1928 kocht de Brusselse “Société pour l’Exploitation des Perfectionnements à l’Automobile” (S.E.P.A. – HAREN), geleid door Richard THIELEN, de brevetten van SIZAIRE Frères, de Franse firma waarvoor S.E.P.A. de Belgische agent was, en die in 1929 alle activiteiten zou staken. S.E.P.A. – HAREN bouwde in licentie auto’s van SIZAIRE Frères, gekenmerkt door een onafhankelijke vering rondom (met vooraan een grote dwars geplaatste bladveer), en schuivenmotoren van WILLYS-KNIGHT.
De firma werd omgedoopt tot “Société Belge des Automobiles Sizaire” en bouwde zijn auto’s onder de merknaam BELGA RISE. De gebruikte motoren waren HOTCHKISS AM80 6 cil., maar ook 8 cilinders in lijn van F.N., MINERVA, CONTINENTAL en TALBOT (DARRACQ) met klassieke drieversnellingsbakken en vierversnellingsbakken van COTAL, sommige modellen hadden opnieuw een starre achteras.
BELGA RISE leverde verschillende voertuigen aan het Belgisch leger en die werden gebruikt door de generale staf. Het radiatorrooster van deze auto’s leek nogal sterk op dat van ROLLS-ROYCE (deze constructeur deed SIZAIRE om deze reden een proces aan), en het was ook onderdeel van de licentierechten die van SIZAIRE werden overgenomen.
De laatste modellen waren al lichtjes gestroomlijnd. De volledige productie van BELGA RISE omvatte uiteindelijk slechts een dertigtal voertuigen, hierin zijn de auto’s die aan het Belgische leger werden geleverd waarschijnlijk niet in begrepen.
Dit bedrijf bouwde vanaf 1951, onder Amerikaanse licentie, de CUSHMAN scooters met automatische transmissie.
In 1954 stelde de onderneming ook een kleine tweezitter voor die hetzelfde principe huldigde, maar die nooit werd gecommercialiseerd.
BELGICA 1899-1909
Brussel-Zaventem
We kunnen van dit merk niet spreken zonder de naam van Louis METTEWIE te vernoemen. Deze grote liefhebber van mechanische sporten was er lang de bezieler van, maar hij was ook de oprichter van de eerste automobielsalons en burgemeester van MOLENBEEK. De eerste BELGICA’s werden gebouwd door een rijwielbedrijf dat in 1885 was opgericht (Société des Cycles et Automobiles Belgica, BRUSSEL), vervolgens door de N.V. Franco-Belge de Constructions Automobiles, BRUSSEL (1902-1906) en tenslotte door de N.V. Usines de SAVENTHEM (van 1906 tot 1909).
Het eerste model was elektrisch aangedreven, maar vanaf 1901 komt BELGICA op de markt met een 2 cil. met 8 pk, in 1902 gevolgd door een gamma van zes modellen: twee eencilinders, drie 2 cil. en een 4 cil., alle met kettingaandrijving. In 1903 wordt een elektrische ontkoppeling geïntroduceerd op de 4 cil. van 20 pk. Het 12 pk model van 1904 wordt eveneens gebruikt als basis voor een taxi met voorwielaandrijving.
In 1905 introduceert BELGICA de cardanaandrijving. Een grote zescilinder van 58 pk wordt gebouwd vanaf 1907 en gedurende de twee laatste jaren van haar bestaan, had de firma in het aanbod drie viercilinders en een zescilinder, respectievelijk 14/16; 20/24; 30/40 en 40/60 pk. Ze waren voorzien van een dubbele ontsteking, hetzij met magneto, hetzij met spoel en batterijen, een ontkoppeling met meervoudige platen uit staal, wat in die tijd een grote vooruitgang betekende vergeleken met de lederen conuskoppeling. Alle motoren hadden gepaarde cilinders die waren gemonteerd op een aluminium carter.
De laatste modellen heetten SAVENTHEM-BELGICAS. BELGICA bleef een kleine constructeur die kwaliteitsautomobielen bouwde, maar die de concurrentie, die over veel grotere financiële en materiële middelen beschikte, niet kon volgen. In 1909 werd de fabriek van ZAVENTEM overgenomen door EXCELSIOR.
BERCLEY 1900
Brussel
BERCLEY was een constructeur van fietsen en motoren, die ook enkele automobielen zou hebben geproduceerd.
BOVY 1908-1930
Sint Mariastraat in Molenbeek-BrusselBovy vrachtwagen 1925
De “Ateliers de Construction Albert BOVY”, na 1920 omgedoopt tot de N.V. des Automobiles Industriels BOVY, was, voor hij in 1930 werd opgeslorpt door de groep BROSSEL, een bekend fabrikant van bedrijfswagens.
Voor de eerste wereldoorlog bouwde deze firma enkele automobielen, kleine half open auto’s met 2 cil. die konden worden gebruikt als taxi. In 1906 verscheen een kleine auto die erg deed denken aan de toen zeer populaire DE DION. Maar het was vooral dank zij de lichte bedrijfsvoertuigen dat dit merk (BOVY-D’HEYNE) bekend werd, vooral voor 1914 met een reeks modellen met een nuttig laadvermogen tussen 300 kg en 2,5 ton, met tussenstappen van 500, 700 en 1.500 kg (en snelheden tussen de 4 en de 36 km/u; prijzen tussen de 7.250 en 11.500 fr. – in deze prijs was een volledig chassis met volle wielen voorzien).
We gaan niet in detail over de middelzware bedrijfswagens BOVY van na de oorlog en hun technische kenmerken die ervoor zorgden dat ze konden rekenen op een ruime kring van trouw cliënteel. We vermelden echter de zescilinder voor een chassis van 4 ton, die in 1928 werd voorgesteld in het Jubelpark en die bestemd was voor het openbare vervoer en die in beladen toestand 50 tot 55 km/u snel was.
1930 werd de N.V. des Automobiles Industriels opgeslorpt door de groep BROSSEL, waarin BOVY verantwoordelijk bleef voor de productie van het lichte en middelzware gamma.
BROSSEL 1912-1968
Steenweg op Bergen 913, Brussel
Autobussen van Brossel 1937
De drie gebroeders BROSSEL, Paul, Louis en Henry, startten hun activiteiten in 1912, met als specialisatie de herstelling van zware industriële voertuigen. Na de onderbreking van hun activiteiten gedurende de oorlog, 1914-1918, startten ze met de verkoop in België van de lichte vrachtwagens van het Zwitserse merk ARBENZ, vervolgens gingen ze die ook monteren toen ARBENZ ermee ophield en de gebroeders BROSSEL een groot deel van het productieapparaat overnamen.Brossel dieselmotor 1937 6 cil. 120 pk
Vanaf 1924 werden de gebroeders BROSSEL echte constructeurs. In 1928 werd een naamloze vennootschap opgericht en BROSSEL gaat zich vestigen in het nr. 913 van de Steenweg op Bergen, in 1930 worden de activiteiten van BOVY overgenomen, in 1931 volgt ook PIPE.
Zo ging BROSSEL zich bezighouden met de bouw van chassis voor zware en middelzware tonnages (van 3 tot 15 ton) terwijl de afdeling BOVY- PIPE verantwoordelijk was voor de lichtere voertuigen (tot 3 ton laadvermogen). BROSSEL ging zich ook toeleggen op de techniek van de remkrachtversterker DEWANDRE (servo-rem met onderdruk), het gebruik van de dieselmotor – het merk kon rivaliseren met de beste buitenlandse specialisten van de diesels met hoog vermogen, de toepassing van een reductiebak tussen de versnellingsbak en de achterbrug (8 versnellingen die het werk deden in moeilijk en zwaar terrein) en dubbele remcircuits.
Het zou teveel ruimte vergen om hier het zeer uitgebreide gamma zwaar materieel dat door deze belangrijke firma werd gebouwd, op te sommen: we vermelden als voorbeeld enkel de treinstellen die vanaf 1932 werden ingezet door de buurtspoorwegen, de ontwikkeling van chassis voor trolleybussen met drie assen samen met ELECTRORAIL, de vrachwagens met telescopische hoogwerkers voor het onderhoud van de tramlijnen enz. De technische kunde en de kwaliteit van zijn voertuigen plaatsten deze Belgische constructeur op het voorplan als specialist in vrachtwagens.
De Antwerpse firma Belgo-Z-AS bouwde kort voor de oorlog enkele vrachtwagens onder de merknaam BZA.