JANSSENS (Ateliers A. JANSSENS) 1902-1910
Gasmeterstraat, Sint Niklaas
Deze firma had in 1900 een brevet op een aangedreven voortrein die onder een paardenkoets kon worden bevestigd. De Ateliers JANSSENS bouwden een stadswagen met twee of vier cilinders, die vooraan was ingebouwd en voorwielaandrijving had. Dit voertuig werd voorgesteld op het Salon van Brussel in maart 1902, maar kwam slechts einde 1903 op de markt. Daarna ging deze constructeur zich toeleggen op de bouw van chassis.
JEECY – VEA 1926
Werkhuizen: Voorgevelstraat 83, Brussel
magazijn: Defaqzstraat 30, Brussel
Jean Watelet en Jacques Vergote de Lantsmeere waren vanaf 1923 bekend voor hun motorfietsen, gebouwd in de werkhuizen van de “Bruxelloise d’Auto-Transport”.
In 1926 bouwen ze enkele kleine auto’s, aangedreven door een watergekoelde 2 cilinder boxermotor met zijkleppen, van 750 cc, geleverd door COVENTRY-VICTOR. Deze motor had een vermogen van 17 pk bij 3500 t/min. In de catalogus werden torpedo- en cabrioletcarrosseries voorgesteld. Nochtans werden er slechts enkele JEECY-VEA’s geproduceerd.
De naam van de Belgische piloot Camille Jenatzy, geboren in Schaarbeek op 4 november 1868 is onlosmakelijk met de automobielgeschiedenis verbonden.
Wie heeft nooit horen spreken over de “Jamais Contente”, een elektrisch aangedreven obusvormige recordwagen van vier meter lang die door hem werd ontwikkeld en bij Rotschild gebouwd? Het is met deze auto dat hij op 29 april 1899 in Achères bij Parijs als eerste op aarde met een auto sneller reed dan 100 km/u (om exact te zijn, hij haalde 105,882 km/u). De recordwagen is tegenwoordig tentoongesteld in het “Musée de la Voiture” van Compiègne.
Camille JENATZY, elektrotechnisch ingenieur met als bijnaam “de Rode Duivel” omwille van zijn durf, maar ook omwille de kleur van zijn baard en zijn haar, maakte deel uit van de groep bekende autorenners uit zijn tijd: hij koerste o.m. met PIPE, MORS en MERCEDES, waarvoor hij in juli 1903 in een spannende wedstrijd in Ierland de Gordon Benett Beker won, na een lange strijd tegen Baron de Knyff met PANHARD. In 1910 trok hij zich terug uit de actieve autocompetitie, en hij overleed in 1913 aan de gevolgen van een jachtongeval. Zijn graf is nog steeds te vinden op het kerkhof van Laken.
Zijn naam blijft ook verbonden met de ontwikkeling van verschillende elektrische en “gemengde” (petro-elektrische) auto’s en van een elektro-magnetische koppeling die op verschillende wedstrijdwagens werd toegepast, ondermeer een PIPE van 1904. Zijn eerste elektrische auto, gebouwd in 1898, was een vierzitter “rug aan rug” met kettingaandrijving.
Van 1899 tot 1901 werden zwaardere auto’s en bestelwagens gebouwd volgens zijn ontwerp, door de “Compagnie Internationale des Transports Automobiles” uit Parijs.
Hij werkte ook mee aan de bouw van petro-elektrische motoren in 1901, op basis van een MORS, daarna bij F.N. waar hij, in opdracht van Baron de Caters, meewerkte aan een krachtige petro-elektrische auto, bestemd voor wedstrijden. Maar deze auto, die zo’n 100 pk ontwikkelde, voldeed niet aan de verwachtingen. Minder krachtige voertuigen (12/15 en 20/28 pk) volgen nog, gebouwd in Luik onder de naam JENATZY-MARTINI.
Na 1903 wordt zijn naam niet meer geassocieerd met een of ander automobielmerk.
JUWEL Brussel en Herstal 1922-1928
Société des Autos JUWEL: maatschappelijke zetel: Koningsstraat 51, Brussel
Fabrieken: rue Petite-voie 259 in HERSTAL (1922-1927)
Usines JUWEL – Constructions Automobiles s.a. HERSTAL (1927-1928)
JUWEL besliste om een populaire vierzitter te bouwen, een “redelijk lichte auto, die comfortabel plaats kan bieden aan vier passagiers en die behoorlijke gemiddelden kan halen”. Het plan was ambitieus: 800 voertuigen produceren in het eerste jaar. De eerste JUWEL werd in 1922 voorgesteld op het Salon van Brussel. Hij was voorzien van een viercilinder (60 x 100) van 6/8 pk of van 6/10 pk, met zijkleppen. Er werden twee chassistypes voorgesteld en verschillende carrosserietypes, allen met V-vormige radiator: een tweedeurs gesloten wagen, een torpedo met 2 of 4 plaatsen, een sportmodel met 3 plaatsen en een bestelwagen.
Al snel wordt de onderneming geconfronteerd met financiële moeilijkheden, wat in 1924 leidt tot een belangrijke kapitaalsverhoging. JUWEL slaagt er echter nooit in om voldoende voertuigen te bouwen om zo tot een betaalbare kostprijs te komen. Op het Salon van Brussel van 1924 wordt een nieuwe viercilinder met kopkleppen voorgesteld, met remmen op de voorwielen en een platte radiatorrooster. Dit model had echter weinig succes, en een gedurfd sportmodel uit 1926 kwam nooit verder dan het prototypestadium.
In september 1927 wordt een nieuwe onderneming opgericht met een kapitaal van vijf miljoen frank: de Usines JUWEL Constructions Automobiles s.a. met deze keer de maatschappelijke zetel in Herstal. Deze onderneming zou in 1928 op het Salon van Brussel een voorwielaandrijver voorstellen, zeer erg geïnspireerd op de TRACTA en aangedreven door een viercilinder JUWEL motor. Dit model, de TA-4 zou echter nooit in serie worden gebouwd. Het zou wel dienen als basis van de ASTRA die in dezelfde fabriek in Herstal werd gebouwd.